Woede

Niemand hoort ooit het geluid dat zaagsel maakt wanneer het valt. Het geluid van de rook die opstijgt. 

Ik heb alle vragen die je me stelde beantwoord in het bitter stilzwijgen van een bekend onvermogen. Je had mijn woorden verdient nog voor de vraag je lippen verliet maar ik had rijm noch rede. Ik had slechts de klank van vallend zaagsel. Jij wilde weten van de zaag.

De rozen die ik bewaren wilde kon ik niet redden, wel de doorns. Zo goed als ik kon heb ik ze weer vastgenaaid aan mijn enige overtuiging. Doorns groeien zonder mededeling, rozen zonder medeleven.